Piping
|
Faalmechanisme - Piping - Piping
Wanneer sprake is van een ondoorlatende deklaag (klei, veen, beton of hout) op een watervoerende zandlaag kan piping optreden. Door grondwaterstroming langs het grensvlak van loskorrelig materiaal met slecht doorlatend materiaal kan meevoering van het loskorrelige materiaal plaatsvinden. Uittrede vindt plaats in een sloot of wel. Wanneer kortsluiting tussen het buitenwater en de wel(len) ontstaat, kan de dijk ondermijnd worden en bezwijken. Onderscheid wordt gemaakt tussen:
|
|
1 Kennis
Als de buitenwaterstand verder stijgt kan het opwellende water zand gaan meevoeren, er is nu sprake van zandmeevoerende wellen en er ontstaat een pipe onder de dijk. Als de pipe de intredepunt bij het buitenwater bereikt ontstaat hydraulische kortsluiting. De pipe verbreedt zich richting intredepunt (ruimproces) waardoor steeds meer zand wordt meegetransporteerd. De dijk wordt als het ware ondermijnd. Uiteindelijk zakt de dijk in en bezwijkt. In het ergste geval stroomt bij hoge waterstanden het water over de verzakking heen met het gevolg van bresvorming.
zie ook:
- Onderzoeksrapport ‘Zandmeevoerende wellen’(goede mechansimebeschrijving)
- Het pipingproces in stripvorm
- Rekenregels: Bligh, Lane, Sellmeijer
- TR Waterkerende grondconstructies
- Waterkeringen (Collegedictaat t.b.v. HTS onderwijs)
- Dijkbeoordeling bij hoogwater (DWW, 1996)
Zeedijken:
- Een stormvloed aan zee duurt hooguit enkele dagen met een piek van enkele uren. Hierdoor krijgt het water geen tijd om ver in de dijk door te stromen. Piping krijgt daarom bij zeedijken weinig kans.
2 Hulpmiddelen
- Schadecatalogus in Onderzoeksrapport ‘Zandmeevoerende wellen’
- Cursus dijkbewaking deel 1 & 2, Deltares
3 Ervaringen
- Ervaring met oefeningen en bij jaarlijks optredende zandmeevoerende wellen bij gemiddeld hoogwater.
- TAW Water tegen de dijk (1993)
- Dijkbeoordeling bij hoogwater (DWW, 1996)