Zettingsvloeiing: verschil tussen versies
Regel 65: | Regel 65: | ||
==Ervaringen== | ==Ervaringen== | ||
*[[Historische waarnemingen Zeeland]] | *[[Historische waarnemingen Zeeland]] | ||
+ | *[[Recente waarnemingen / video's]] | ||
+ | *[[Referenties]] |
Versie van 5 jul 2017 om 14:18
Faalmechanisme - Instabiliteit - Zettingsvloeiing
Zettingsvloeiing of oeverval is een vorm van instabiliteit die zich voordoet in fijnzandige matig steile onderwatertaluds langs dynamische zeearmen, rivieren en kusten, waarbij in een betrekkelijk korte tijd grote hoeveelheden grond afstromen van de oever naar dieper gelegen delen, met als resultaat een oeverinscharing met een zeer flauwe eindhelling. Zettingsvloeiing kan ook optreden bij baggeren of storten van zand bij een onbeschermd zandig onderwatertalud of in zandplaten of schorren. Zettingsvloeiing manifesteert zich in de vooroever als een diepe steilrand langs een komvormige omtrek die geleidelijk, in enkele uren tijd, terugschrijdt en daarbij tot schade aan een eventueel aanwezige waterkering kan leiden. Men spreekt dan van dijkval, veroorzaakt door zettingsvloeiing of een daarop volgende afschuiving van het buitentalud (indirect faalmechanisme). Overstroming treedt pas op indien er ook sprake is van hoog water binnen de benodigde tijd voor herstel van de dijk. In Zeeland heeft dijkval tot ver in de 20e eeuw, totdat doorgaande steenbestorting op alle kwetsbare oevers werd toegepast, tot vele dijkvallen met overstromingen van polders en grote schade als gevolg geleid.
Een zettingsvloeiing begint vaak bij lage waterstand onder water en is daardoor in het beginstadium niet zichtbaar. Eenmaal boven water gekomen kan blijken dat de omvang van de schade groot is. Bij een dergelijke calamiteit is het gezien de meestal grote ontgrondingsdiepte niet mogelijk de uitbreiding te stoppen, maar wel is er voldoende tijd om maatregelen, zoals evacuatie of noodherstel te nemen. In Zeeland werd in vroeger tijden onmiddellijk een inlaagdijk achter de beschadigde dijk aangelegd om de achterliggende polder bij komend hoog water te beschermen tegen overstroming.
Indien de onderwateroever geheel bestort is , dat wil zeggen van de kruin tot de teen en over de gehele lengte van het betreffende dijkvak, kan geen zettingsvloeiing optreden. De bestorting dient te bestaan uit een filterlaag afgedekt met losse steenslag evt. aangebracht op kraag- en zinkstukken die tenminste voldoende erosiebestendig moeten zijn tegen de heersende stroming en golven. Ondermijning bij de teen door voortgaande erosie of baggeren kan een risico zijn voor aantasting van de bestorting door een beginnende bres. Is er voldoende losgestort materiaal aanwezig dan zal de bres vanzelf gedicht worden en kan er geen zettingsvloeiing tot ontwikkeling komen. Bij een vaste bekleding bijv. een blokkenmat bestaat de mogelijkheid dat de bres zich voortzet onder de bekleding totdat deze bezwijkt. Dit kan ook het geval zijn bij een van nature aanwezige kleilaag. Periodieke monitoring van de bodemligging is noodzakelijk om na te gaan of geen ondermijning of taludversteiling optreedt.
|
|
1 Kennis
- Deltares Public Wiki rekenmodel D-Flow Slide met achtergronden en referenties
- IJkdijkproef Zettingsvloeiing 2014 met film en blog
- IJkdijkproef Zettingsvloeiing 2014
- Helpdesk Water met officiële WBI 2017 documenten voor toetsing
- TR Waterkerende grondconstructies (TAW juni 2001)
- Cursus dijkbewaking 1 (Deltares)