Zettingsvloeiing: verschil tussen versies

Uit Delta Noodmaatregelen
Ga naar: navigatie, zoeken
[gecontroleerde versie][gecontroleerde versie]
 
(geen verschil)

Huidige versie van 10 jul 2017 om 16:00


Schadebeelden.png
Faalmechanismen sel.png
Noodmaatregelen.png
Dimensionering.png
Uitvoering.png


Zettingsvloeiing


Faalmechanisme - Instabiliteit - Zettingsvloeiing

Zettingsvloeiing of oeverval is een vorm van instabiliteit die zich voordoet in fijnzandige matig steile onderwatertaluds langs dynamische zeearmen, rivieren en kusten, waarbij in een betrekkelijk korte tijd grote hoeveelheden grond afstromen van de oever naar dieper gelegen delen, met als resultaat een oeverinscharing met een zeer flauwe eindhelling. Zettingsvloeiing kan ook optreden bij baggeren of storten van zand bij een onbeschermd zandig onderwatertalud of in zandplaten of schorren. Zettingsvloeiing manifesteert zich in de vooroever als een diepe steilrand langs een komvormige omtrek die geleidelijk, in enkele uren tijd, terugschrijdt en daarbij tot schade aan een eventueel aanwezige waterkering kan leiden. Men spreekt dan van dijkval, veroorzaakt door zettingsvloeiing of een daarop volgende afschuiving van het buitentalud (indirect faalmechanisme). Overstroming treedt pas op indien er ook sprake is van hoog water binnen de benodigde tijd voor herstel van de dijk. In Zeeland heeft dijkval tot ver in de 20ste eeuw, totdat doorgaande steenbestorting op alle kwetsbare oevers werd toegepast, tot vele dijkvallen met overstromingen van polders en grote schade als gevolg geleid.


Noodmaatregelen:

Een zettingsvloeiing begint vaak bij lage waterstand onder water en is daardoor in het beginstadium niet zichtbaar. Eenmaal boven water gekomen kan blijken dat de omvang van de schade groot is. Zolang de uitbreiding van de zettingsvloeiing nog plaatsvindt is er gevaar voor instorting van evt. aanwezige bebouwing, voertuigen e.d. Deze moeten dus geëvacueerd worden. Er is geen direct gevaar voor omstanders en er is tijd voor evacuatie bij dreigend overstromingsgevaar. Bij een dergelijke calamiteit is het gezien de meestal grote ontgrondingsdiepte niet mogelijk de uitbreiding te stoppen, maar wel is er voldoende tijd om maatregelen, zoals evacuatie of noodherstel te nemen. In Zeeland werd in vroeger tijden onmiddellijk een inlaagdijk (hulpdijk aan de binnenzijde) achter de beschadigde dijk aangelegd om de achterliggende polder bij komend hoog water te beschermen tegen overstroming.


Preventie en controle:

Preventief (bijv. bij signalering van risicovol / te steil onderwatertalud) kunnen er zinkstukken met bestorting aangebracht worden op de onderwateroever. Indien de onderwateroever geheel bestort is , dat wil zeggen van de kruin tot de teen en over de gehele lengte van het betreffende dijkvak, kan geen zettingsvloeiing optreden. De bestorting dient te bestaan uit een filterlaag afgedekt met losse steenslag evt. aangebracht op kraag- en zinkstukken die tenminste voldoende erosiebestendig moeten zijn tegen de heersende stroming en golven. Ondermijning bij de teen door voortgaande erosie of baggeren kan een risico zijn voor aantasting van de bestorting door een beginnende bres. Is er voldoende losgestort materiaal aanwezig dan zal de bres vanzelf gedicht worden en kan er geen zettingsvloeiing tot ontwikkeling komen. Bij een vaste bekleding bijv. een blokkenmat bestaat de mogelijkheid dat de bres zich voortzet onder de bekleding totdat deze bezwijkt. Dit kan ook het geval zijn bij een van nature aanwezige kleilaag. Periodieke monitoring van de bodemligging is noodzakelijk om na te gaan of geen ondermijning of taludversteiling optreedt.

Indirect faalmechanisme en schadebeeld: afschuiving buitentalud na zettingsvloeiing vooroever

Schadebeeld bij zettingsvloeiing: kratervormig erosiepatroon in vooroever, Hoofdplaatpolder, 1964 (Beeldbank Zeeuwse Bibliotheek)

Schadebeeld bij zettingsvloeiing: Dijkval  Hoofdplaatpolder, 1964 (Beeldbank Rijkswaterstaat)

Herstel na dijkval, Leendert Abrahampolder, Noord-Beveland, 1966 (Beeldbank Rijkswaterstaat)


  • Zolang de uitbreiding van de zettingsvloeiing nog plaatsvindt is er gevaar voor instorting van evt. aanwezige bebouwing, voertuigen e.d. Deze moeten dus geëvacueerd worden. Er is geen direct gevaar voor omstanders en er is tijd voor evacuatie bij dreigend overstromingsgevaar. Bij een dergelijke calamiteit is het gezien de meestal grote ontgrondingsdiepte niet mogelijk de uitbreiding te stoppen, maar wel is er voldoende tijd om maatregelen, zoals evacuatie of noodherstel te nemen
  • Om na dijkval een laagliggende polder te beschermen tegen overstroming bij opkomend hoog water, dient aan de binnenzijde zo snel mogelijk een inlaagdijk (hulpdijk) achter de beschadigde dijk aangelegd te worden.
  • Calamiteitenplannen

1 Kennis


2 Hulpmiddelen


3 Ervaringen